In de aanloop van de opstart van KieM, in september 2020, werken we aan het vormgeven van onze kleuterklassen. Hoe wij het zien, willen we alvast graag delen.
Een mix van leeftijden
In een onderbouwklas starten kinderen van de leeftijd van 2,5 tot en met 5 jaar samen in september. Gedurende het schooljaar komen er -op de vaste instapdata- nog kinderen bij die 2,5 geworden zijn. Tegen het einde van het schooljaar zijn de oudste kinderen zo’n 6 jaar. Na veel overleg in het team besloten we om -met volle overtuiging- te kiezen voor heterogene groepen met een mix van alle kleuterleeftijden. De ervaringen van onze onderbouwleerkrachten in andere montessorischolen in Vlaanderen, Wallonië, Brussel en Nederland maken dat dit een gedragen beslissing is. Door over het muurtje te kijken, konden we zien én ervaren dat de integratie van de kleinste kleutertjes soepeler verloopt in een gemengde groep. De allerkleinsten leren namelijk veel van de wat grotere kleuters, ze kopiëren gemakkelijker het gedrag van andere kinderen dan van volwassenen. Ook vinden de kleintjes veel steun en troost bij de iets oudere kinderen. Deze 4 en 5-jarigen ontfermen zich meestal spontaan over hun jongere klasgenootjes als ze merken dat ze dat eventjes nodig hebben. In KieM zal er dus geen aparte peuterklas zijn.
Los van de leeftijd is een kind eerder of later eraan toe om naar een volgende fase in zijn ontwikkeling te gaan. Een kind in een montessoriklas hoeft dus niet geremd te worden doordat zijn leeftijd misschien niet overeenstemt met waar het kind geacht wordt te staan in vergelijking met leeftijdsgenoten.
Meer informatie over gemende leeftijdsgroepen vind je in de blog Drie leeftijden in een Montessoriklas.
De natuur van het kind
Het kind is van nature leergierig. Het heeft een natuurlijke drang om dingen zelf te doen. Alle ouders herkennen het misschien wel: het kind dat zelf zijn kleren wil kiezen en aandoen, zelf zijn lepel wil vasthouden, zelf zijn schoenen wil aandoen, zelf wil helpen in de keuken, ... Deze zelfredzaamheid wordt gefaciliteerd door de 'dagelijks werk'-activiteiten in een onderbouwklas van KieM. Deze 'practical life'-werkjes kunnen zijn: schenken, handen wassen (ook in niet-coronatijden), vegen en dweilen, de tafel schoonmaken, ramen wassen, groentjes of fruit snijden, iets opvegen als je iets gemorst hebt, ritsen open en dicht doen, ... Deze werkjes zijn bovendien essentieel om de motorische vaardigheden te ontwikkelen die nodig zijn voor bijvoorbeeld het latere schrijven.
In de opstartperiode zal er veel aandacht gaan naar deze zelfredzaamheid en dagelijks werk-activiteiten. Het kind zal vanzelf geïnteresseerd zijn in moeilijkere activiteiten als het eraan toe is. De volgende stap in zijn ontwikkeling wordt gezet als de leerkracht het kind ziet dat: geboeid naar een werkje kijkt dat een ander kind doet, zelf een werkje uit de open kast neemt, vraagt om met een bepaald werkje te mogen werken. In deze 'gevoelige periodes' leert het kind enorm veel én met het grootste gemak en plezier. Meer informatie lees je in de blog Gevoelige periodes.
Het kind in de natuur
Elke woensdag is het buitendag voor de onderbouwkinderen. Dan trekken de kleuters de natuur in. Op de lange schooldagen zullen we ook na de lunchtijd langere tijd naar buiten gaan om te spelen van 12:20 tot 13:40. Ook als het wat kouder is of als het regent, zijn we met laarzen en warme en regenbestendige kleren aan buiten te vinden. In het bos, op de weide of in de moestuin zijn de mogelijkheden heel uitgebreid: bewegingsactiviteiten, tuinieren, beestjes en planten bewonderen en bestuderen, onderzoeksprojecten in de natuur en spelen, zingen, dansen in de natuur. Er is genoeg onderzoek dat aantoont hoe waardevol een natuurlijke omgeving is voor de emotionele, zintuiglijke, sociale en motorische ontwikkeling:
effect van het functioneren van onze hersenen in een natuurlijke omgeving (van den Berg et al., 2010)
neurologisch onderzoek dat aantoont dat de natuur een onbetaalbare therapeutische en ontwikkelingsomgeving is die de cognitieve, sociale, emotionele en motorische ontwikkeling bevordert en de capaciteiten van kinderen versterkt (Fjortoft & Sageie, 2000)
het concentratievermogen, het voltooien van taken en het volgen van instructies na het spelen in de natuurlijke omgeving verbetert voor kinderen met AD(H)D (Taylor et al., 2001; Kuo & Faber Taylor, 2004; van Den Berg, 2012)
tijd doorbrengen in een natuurlijke omgeving verbetert de cognitieve ontwikkeling van kinderen door het verbeteren van hun aandacht, redeneer- en observatievaardigheden (Pyle, 2002)
Op de website van het Agentschap voor Natuur en Bos staat ook uitgelegd waarom buiten spelen belangrijk is. Dit Agentschap promoot de 'Week van het bos' in oktober. KieM maakt er liever elke week een 'week van het bos' van.
Door de verbondenheid met de natuur en de voorbeeldhouding van de leerkrachten voor de natuur zal het kind automatisch respect ontwikkelen voor de natuur en de wereld rondom ons.
Meer informatie is te lezen in de blogs Kind en natuur en Risicovol spelen.
De onderbouwgroep als sociale context
In de onderbouwklas zal het kind allerlei emotionele en sociale vaardigheden ontwikkelen. Kinderen leren elkaar te helpen en te steunen, ze zullen hulp leren aanvaarden van klasgenootjes. Er is heel wat gelegenheid om samen te spelen. In de poppenhoek, bij het bouwen met kapla-blokken en tijdens het spelen in het winkeltje zal er rollenspel ontstaan, ook zullen kinderen er leren met elkaar te delen en afspraken te maken.
Heel veel montessoriwerkjes doen de kinderen per twee op een tapijtje: bijvoorbeeld bij het ordenen van de kleurspoelen of het optellen en aftrekken met het gouden materiaal. Kinderen leren samen te werken.
De kinderen leren er natuurlijk ook wat mag en niet mag. Hoe praten we met elkaar en tegen elkaar? Hoe zetten we al het materiaal weer netjes op zijn plek? Hoe reageer je als een vriendje iets doet wat je niet leuk vindt?
Dagelijks wordt er door de juf tijd gemaakt om samen met de hele groep te zingen, te lachen, te dansen, een boekje te lezen of een kringgesprek te hebben over alles wat de kinderen bezighoudt.
Deze sociale context helpt het kind hoe het kan leren omgaan met zijn emoties.
In montessoritermen spreken we van vredesopvoeding: jezelf waarderen en waarderend met anderen omgaan.
Leerinhoud en vaardigheden
De evolutie van een kind tussen nul en zes jaar is enorm. Het is zelfs zo dat deze eerste levensfase veel bepalender is voor het succes en het gelukkig zijn in het latere leven dan de studentenjaren tussen 18 en 24 jaar. Het brein in deze eerste levensfase is nog enorm kneedbaar. Een kind pikt als een spons nieuwe woordenschat op, het evolueert in zijn bewegingen, het logisch denken groeit.
De montessoripedagogie maakt gebruik van de gevoelige periodes om al in een vroeg stadium bepaalde vaardigheden aan te leren, net omdat het kind er dan heel ontvankelijk voor is. Als een kind deze gevoelige periode voorbij is, vergt het meer energie en tijd om het te leren. Een heel herkenbaar voorbeeld is het leren van een vreemde taal: voor een heel jong kind gebeurt dit op een heel natuurlijke manier als er maar genoeg voorbeelden in de omgeving zijn. Een vreemde taal leren als 15-jarige kost veel energie (en vaak frustratie).
Nog een voorbeeld: Een kind van 3 à 4 jaar vindt het nog fijn om telkens dezelfde handeling te herhalen, ook is dit het uitgelezen moment voor tactiele indrukken. Daarom worden de schuurpapieren letters in deze fase al aangeboden: het kind overtrekt deze letter met middel- en wijsvinger én hij vindt het nog steeds leuk om dit keer op keer opnieuw te doen. Zo leert het de lettervorm nog vóór het leert schrijven. Een 6-jarige is doorgaans deze periodes van herhaling en tactiel ervaren al voorbij, dus dan pas beginnen met het vormen van de letters door ze al meteen op te schrijven, vergt dan best wel wat inspanning en zelfvertrouwen.
In de onderbouwklas zijn er materialen en activiteiten op verschillende 'domeinen' te onderscheiden: dagelijks leven, zintuiglijke oefeningen, wiskundig denken, geometrie, taal, kosmische opvoeding en ontwikkeling (wereldoriëntatie), muziek, kunstzinnige activiteiten en bewegingsactiviteiten.
Van verwondering en interesse naar focus
De aangeboren leergierigheid wordt aangewakkerd door de kinderen te prikkelen met boeiende activiteiten. De onderbouwjuf zal zo de onderzoekende houding van een kind stimuleren. Het kind -hoe klein ook- gaat zelf onderzoeken en ontdekken, de interesse wordt gewekt. Een kind neemt bijvoorbeeld een plateautje met een magneet en een mandje met: een spijker, een potlood, een noot, een kurk, een sleutel, ... om te ontdekken welke materialen door een magneet worden aangetrokken.
De materialen die op plateautjes beschikbaar staan in open kasten nodigen de kinderen uit om ermee aan de slag te gaan. De kinderen maken zelf een keuze en ze werken bij voorkeur met de materialen waarmee ze al eens samen met de juf gewerkt hebben. Een kind dat zelf het materiaal kiest waarmee het gaat werken (het spel is het werk van een kind), is meestal geïnteresseerd, van hieruit ontstaat focus. Om die reden spreken we in de voormiddag van een 'lange werktijd'. We onderbreken de kinderen niet in hun spel of werkje voor een kwartiertje speeltijd. We blijven in de klas, de kinderen kunnen fruit eten aan de snacktafel wanneer ze daar zin in hebben (de juf houdt natuurlijk in het oog dat iedereen iets eet), ze drinken als ze dorst hebben en ze gaan naar het toilet wanneer ze voelen dat de nood er is (de kleinsten worden daarin extra gestimuleerd). Door die tijd en ruimte te krijgen, ontwikkelen kinderen concentratievermogen, ze leren een werkje af te maken. Het kind zal alleen of met een vriendje materiaal uit de kast nemen, het zoekt een plekje uit (op een tapijtje of aan een tafeltje), het werkt met het materiaal en ruimt het nadien ook weer netjes op; om daarna weer met iets anders aan de slag te gaan.
Wat we in KieM willen bereiken, stemt in grote mate overeen met het opzet van Céline Alvarez. Haar website is een mooie bron van informatie!
Comments