Gisteren kwam het nog eens onder de aandacht in de media. Kinderen moeten de kans krijgen om te kunnen spelen met een gezonde dosis risico. Op een glijbaan naar boven stappen, in een boom klimmen, van een helling naar beneden rennen, met een vol glas water naar de tafel toe stappen, op een stoel klimmen. Hoe klein een kind ook is, het kan best al met risico's omgaan. Het kind leert zo zijn grenzen kennen, het leert beter risico's inschatten. Als ouder en als begeleider van kinderen zijn we nogal geneigd om te snel in te grijpen: "Pas op!", "Maak je niet vuil!", "Niet lopen!". Zo vormen we een belemmering in hun ontwikkeling.
Onderzoekers van de Arteveldehogeschool in Gent werkten de afgelopen jaren aan het project RePLAY Toddler, om verzorgers en ondersteuners te begeleiden om de baby's en peuters vrijer te laten spelen zonder een onnodig blokkerende factor te zijn. Natuurlijk is dit niet nieuw. Er zijn talloze boeken over geschreven. Daarin wordt dan ook vaak de link gelegd met het buitenspelen. Het is ook niet een bevinding van deze tijd, Fröbel (18de eeuw) duidde al het belang van buitenspelen. Ook Maria Montessori wordt op zijn minst in één van die boeken genoemd. (Laat ze buiten spelen, Helen Tovey)
Als je éénmaal de mindshift gemaakt hebt en de visie van Maria Montessori begrijpt, dan is het evident dat risicovol (buiten)spelen perfect binnen dat plaatje past. Kinderen zoeken spontaan uitdaging op en van nature proberen ze dingen te doen die net iets moeilijker zijn dan ze al kunnen. Als we vertrouwen op deze innerlijke drang om te leren en op ontdekking te gaan dan kunnen we een positieve evolutie verwachten. Laat een kind zelf over een stel rotsblokken klauteren. Als je het bij de hand neemt, zal het niet de grenzen van zijn eigen kunnen leren kennen.
Ik kan me helemaal vinden in de opsomming op de website van de Gezinsbond:
Het belang van risicovol spelen voor kinderen:
Ze leren hun grenzen kennen. Ze leren letterlijk hun fysieke grenzen kennen en verleggen. Omdat het spel uitdagend is en ze moeten opletten, leren ze ook meer over gevaar en risico’s en welke zeker te vermijden.
Het prikkelt hun creativiteit. Al in de jaren 1930 werd duidelijk dat kinderen liever spelen met stokken, stenen en modder dan op een veilige, vaste speeltuin. Hoe vrijer het spel, hoe creatiever ze kunnen zijn.
Ze leren een heleboel vaardigheden zoals: hun intrinsieke interesses ontdekken, hoe ze beslissingen moeten nemen, problemen oplossen en regels volgen. Tegelijk leren ze relaties aangaan en onderhouden met hun vriendjes.
Het helpt hen omgaan met emoties. Ze leren zich meer beheersen en hun emoties regelen. Tegelijk sterkt het kinderen in hun zelfvertrouwen en eigenwaarde: ze weten dat ze taken tot een goed einde kunnen brengen, ze geloven in hun eigen capaciteiten.
Ze leren falen: Kinderen vandaag voelen veel druk om te presteren, het goed te doen, ergens te geraken. Falen is geen optie meer… en dat is een probleem. Want alleen door te falen, en te leren jezelf op te rapen en opnieuw te beginnen en te oefenen tot het lukt, kan je ook effectief presteren.
Spelen maakt kinderen gelukkig.
Laten we onze kinderen vooral de ruimte en de kans geven om te experimenteren in een omgeving die past bij hun leeftijd. Tegelijkertijd behoeden we ze voor gevaarlijke situaties die ze nog niet kunnen inschatten zoals in het verkeer, de sterke stroming in een rivier, een te grote hoogte, ...
Laten we de kale, stenen speelplaats vervangen door een meer avontuurlijke speelruimte. Waar kinderen ook echt kunnen spelen. Dat is alvast het voornemen van KieM.
Comments