In het traditioneel basisonderwijs worden de volgende woordsoorten geleerd: lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord en werkwoord. Daarnaast wordt er ook gewerkt rond: eigennamen en signaalwoorden, wat buiten die eerste categorie valt. Het montessoricurriculum is op vlak van woordsoorten een stuk uitgebreider. Dan kan de vraag rijzen of dit wel zo nodig is. Belasten we daar onze kinderen niet te veel mee?
Kinderen in een montessorisetting krijgen al heel vroeg met woordsoorten te maken, vanaf het moment dat ze wat kunnen lezen, beginnen ze al met de gemakkelijkste woordsoorten. Deze jonge kinderen leren deze woordsoorten door ze te ervaren. Zo hebben ze een 'opdrachtkaartje' met:"Ga traag naar de deur. Ga snel naar de deur." Ze voeren eerst de eerste zin uit, gaan deze zin analyseren door de woordkaartjes te leggen. Daarna voeren ze de tweede zin uit en gaan ze daarmee op dezelfde manier te werk. Zo ontdekken ze dat er maar één woord in de zin veranderde, namelijk het bijwoord. --- Natuurlijk vinden jonge kinderen het heerlijk om de opdrachten heel erg overdreven 'traag' of 'snel' te doen. Wat helemaal prima is, want zo hebben ze die woorden kunnen 'voelen'.--- Ze ontdekken welke woordsoort, symbool, naam en kleur bij elkaar horen. Door het doen en het hanteren van de woordkaartjes en de symbolen, door de symbolen en kleuren te zien, leren ze deze materie in een concrete fase. Geleidelijk komt er een overgang naar de abstracte fase.
Is deze leerstof dan het doel of het middel? Het biedt het kind de gelegenheid om diepgaander met taal bezig te zijn, taal te analyseren, te lezen, te schrijven, correcte zinnen te formuleren, erover na te denken, taal te ervaren en te voelen en het met een vriendje te bespreken. Het gaat er niet om dat een kind exact van elk woord in een zin kan zeggen tot welke woordsoort het behoort. Het reikt veel verder dan dat.
Toen Milo in het tweede leerjaar een dagje mee ging naar de montessoriklas en daar op een speelse manier bezig was met voorzetsels en bijwoorden en er zelfs plezier in had, kwam me dat heel natuurlijk over, het voelde gewoon juist. Enkele dagen later zat Nina (tweede middelbaar) te puffen en te zuchten toen ze allerlei woordsoorten voor een toets moest leren van Nederlands, zo ook de voorzetsels en de bijwoorden... en dit alles op een erg abstracte manier. Op zulke momenten kon ik aan den lijve ondervinden hoe belangrijk die concrete fase is, ook bij taal.
Ik haal graag nog een recenter voorbeeld aan. Het gaat eigenlijk over het montessoriprincipe dat een leerinhoud vanuit het grotere geheel benaderd wordt om dan te gaan inzoomen. Tristan, einde eerste middelbaar, had een slechte toets over het bijvoeglijk naamwoord. Het bleek dat hij het bijwoord wel heel vaak als bijvoeglijk naamwoord had aangeduid. Maar ze hadden nog niets geleerd over het bijwoord, dus die verwarring was niet zo verwonderlijk. Het is een beetje als iemand verwijten dat hij 'appel' tegen een peer zegt als hij nog nooit het woord peer gehoord heeft. Met enkele montessorimaterialen was het onderscheid tussen bijwoord en bijvoeglijk naamwoord snel uitgelegd, zo kreeg Tristan zicht op het grotere geheel. Zouden de andere kinderen van zijn klas het wél begrepen hebben?
Ik ben geen taalspecialist. Ik kan niet verwijzen naar wetenschappelijk onderzoek of de woordsoorten nu wel of niet uitgebreid aan bod moeten komen in het basisonderwijs. Ik kan alleen maar vanuit eigen ondervinding bepaalde conclusies trekken. Hopelijk kom ik nog wel eens een taalkundige tegen die hierover met mij in gesprek wil gaan. Er zal vast wel een zinnige uitleg zijn over het waarom er een dergelijke verarming in de eindtermen en leerplannen zit. Dat hoop ik ooit nog te ontdekken.
In het filmpje komen de symbolen voor de woordsoorten aan bod. De bestaande montessorimaterialen voor woordsoorten is zeer uitgebreid. In dit filmpje zie je nog maar een klein deel daarvan.
Komentar