top of page

Help me het zelf te doen

Heb je dat ook wel eens meegemaakt: je hebt een computerprobleem, je partner komt je te hulp, je staat je stoel even af en je partner toont je hoe het moet. Et voilà, het probleem is opgelost. Maar je weet niet meer hoe het moet. Dus volgende keer vraag je weer om hulp. Als je, met een beetje uitleg, dit probleem ZELF kon oplossen door zelf te typen en met de muis te klikken, zou het volgende keer misschien wel lukken. Of... stel dat je dit computerprobleem helemaal zelf te lijf gaat en net zo lang zoekt tot je een oplossing vindt, dan lukt je dit de volgende keer zeker weer.


Ik herinner me nog toen ik klein was dat mijn vader me liet zien hoe ik een plank moest zagen. Daarna gaf hij me de zaag in handen en zei "Hier, nu jij". Vanaf het moment dat ik met de zaag die plank te lijf ging, begon mijn leerproces.



Hoe vaak liet ik als leerkracht op het digibord geweldige beelden zien van breuken, getallenlijnen, driehoeken, ... Daarna veronderstelde ik dat de kinderen het begrepen hadden en in hun eigen werkboekje hun oefeningen konden maken. Tja, ik heb ondertussen veel bijgeleerd.

Het is fantastisch als kinderen zelf het materiaal kunnen hanteren!


Door zelf blokken van klein naar groot te leggen, leren kinderen écht ordenen. Door zelf kralen vast te nemen en ze één voor één te tellen, leren kinderen vanzelf getalinzichten. Door met je vingers over schuurpapieren letters te gaan, voel je hoe de letters gevormd moeten worden. Het is heerlijk magisch hoe kinderen inzichtelijk leren door gewoon op het juiste moment met de juiste materialen te kunnen werken. Zonder dat er eindeloze werkblaadjes en werkboekjes aan te pas komen. Als het materiaal dan ook nog aantrekkelijk, bereikbaar en zelfcorrigerend is, is het plaatje helemaal compleet.


Zoals iemand me onlangs zei: "in het woord 'begrijpen', zit het woord 'grijpen'". En effectief, kinderen begrijpen beter als ze materialen hanteren. Zelfs als ze met hun hele lijf 'beleven'. Als ze het kaartje lezen: 'Ga snel naar de deur.' en het kaartje: 'Ga traag naar de deur.' dan ervaren ze het verschil tussen snel en traag door de opdrachten op de kaartjes zelf uit te voeren. Ze leren hierbij dat 'snel' en 'traag' bijwoorden zijn.


Het is ondertussen bewezen dat er meer hersenverbindingen (synapsen) gelegd worden tussen neuronen als er meer geactiveerd wordt in het lichaam.

Een kind ziet het woord, zegt en hoort het, de hand voelt en legt het... senso-motoriek.

Een kind denkt erbij na, herhaalt het, oefent... cognitie.

En heel vaak is er ook nog een innerlijk gevoel aan gekoppeld... emotie.

Als een kind een kaartje krijgt met het aantal blokken dat hij moet gaan halen, is hij diep teleurgesteld als er op zijn kaartje nul staat. Deze emotie heeft een kind niet als het een vierkantje zonder stippen op een blad ziet staan waar hij het bijhorende cijfer moet naast schrijven.


Het menselijk brein is een fascinerend iets. Daar kom ik graag in een andere blog op terug.


Door het (Montessori)materiaal te gebruiken, kunnen kinderen gemakkelijk komen tot "Help me het zelf te doen".

Ooit al een peuter meegemaakt die zei: "Ikke doen, ikke doen!"? Of de tiener die zelf wil bepalen met welk kapsel of kleding ze wil rondlopen. Kinderen hebben een natuurlijke drang om los te komen van de ouders of opvoeders. Ze willen het ook echt zelf doen. Het is aan ons -leerkrachten, begeleiders, ouders, opvoeders- om een omgeving te bieden waar dat mogelijk is. De omgeving mag je opvatten als een heel ruim begrip. De omgeving is niet enkel de fysieke ruimte, maar ook: de sfeer, de materialen, de meubels, de inrichting, de sociale opportuniteiten, de voorbeeldrol van de opvoeders en begeleiders, de structuur en duidelijkheid qua afspraken, enz. Dus de leermaterialen zijn slechts een stukje van het grotere geheel, toch zijn ze in een Montessoriklas erg belangrijk. De materialen waar het kind zelfstandig (of met een ander kind) mee aan de slag kan, hebben de volgende eigenschappen:


Werkzaamheid = je kunt er direct mee aan de slag, het moet de aandacht trekken en vasthouden, het moet het kind zodanig boeien dat het er lange tijd mee wil werken Controle van de fout = het kind ziet zelf wat het fout doet, het leert van jongs af zichzelf te corrigeren. In het begin is de controle 'mechanisch', geleidelijk kunnen de zintuigen een disharmonie waarnemen en tenslotte is het redeneringsvermogen bepalend om de fout zelf op te sporen. Isolatie van de eigenschap = elk materiaal is geschikt voor slechts één activiteit, zo dienen de rode stokken om de lengte te kunnen vergelijken. De kleur en de dikte zijn hetzelfde, enkel de lengte verschilt. Aantrekkelijkheid = het materiaal lokt de kinderen uit om er mee te spelen Beperking = het materiaal is nooit te complex, een overvloed aan materialen kan verwarrend zijn voor kinderen. Van elk exemplaar is er maar één aanwezig in de klas. Zo leren ze hun beurt af te wachten of samen te werken (sociaal). Ze zien anderen met het materiaal werken, zelf willen ze dat ook (motivatie). Ze moeten zelf beslissen met welke materialen ze werken (keuze). Opklimming van de moeilijkheid = het wordt stap voor stap moeilijker, het materiaal gaat van concreet, via symbolisch naar abstract. De leerlijnen zijn duidelijk te herkennen in de materialen.


Zelfredzaamheid evolueert naar zelfstandigheid en uiteindelijk naar zelfsturing.

"Help mij het zelf te doen" verandert in: "Leer mij het zelf te doen" en tenslotte naar: "Laat mij het zelf doen".


In de zelfdeterminatietheorie van E. Deci en R. Ryan komt die autonomie (lees: zelf keuzes kunnen maken en je lot voor een stukje in eigen handen hebben) ook aan bod. Daarover lees je meer in een volgende blog.

55 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page